Cape Town

  • De rit naar Cape Town is het vermelden niet waard. De Northern Cape: pakweg achthonderd vrijwel boomloze kilometers. Een naargeestig doods gebied met alleen maar farms.
  • Op de campsite van Van Rhynsburg dronken we een pilsje met een Zweed uit de omgeving Eksjö die in Caïro op de fiets was gestapt met als doel Cape Town. Over de laatste zeshonderd kilometer van gisteren had hij vier dagen gedaan. ‘Physically it’s no problem but mentally!’
  • Via Vredendorp – dat er zowaar aardig uitzag – en Velddrif – dat op de bewoonde wereld begon te lijken –, soms via omleidingen over servicepaden parallel aan de spoorweg naderden we Kaapstad.
  • Op zeventig kilometer afstand zagen we de Tafelberg, de Lions Head en de Signal Hill al liggen. Wát een blok graniet die Tafelberg. Verder niets vermeldenswaard in het landschap.

NOSFERATU
In Kaapstad betrokken we onze kamer in hetzelfde B&B waar Marijke zat. (Angèle, hier heb je je antwoord.) Dale Court Guesthouse. Aanrader. Een espressobar van een echte Siciliaan om de hoek. Prima ligging ten opzichte van de stad en het beroemde ‘Waterfront’. Dáár spraken we af met Marijke na haar conferentie van die dag. (‘Interessant; ik léér ook nog wat’, meldde ze.) Het werd neervallen en verhalen vertellen bij een Belgisch cafe-restaurant ‘Den Anker’ aan het waterfront met een Trappist gebracht door een ober die een zwarte kopie was van Klaus Kinsky als Nosferatu. Alleen wat atletischer. En aardiger uiteraard.
Overdag kochten we wat kampeerspullen voor het stuk ná Kaapstad. Dat kwam neer op veertig kilometer rijden want ‘greater Cape Town’ is verdomd great.

De dag erna stond Shark Cage Diving op het programma. Gisteren was in False Bay een surfer overleden door een haai die zijn been afbeet. Het werd geen aangename rit van 180 kilometer ’s ochtends om vijf uur, dus in het donker, naar Hermanus en Gansbaai over een vreselijke kronkelweg met tegenliggers die niet dimden. Het was bovendien koud met een harde wind, het leek Swakopmund wel. Kort en goed, we hebben drie uur by Dyer Island in een natte wetsuit en blote voeten op de boot liggen kleumen zonder een enkele haai te zien. Het was net vissen: wachten op beet. Onverrichterzake zetten we maar weer koers naar de wal waar we weliswaar een voucher kregen voor een gratis herhaling. Maar ja hoeveel mensen zijn daartoe in de gelegenheid. Die € 130,- zijn we gewoon kwijt. Conclusie: het valt nog niet mee de toerist uit te hangen. Je kunt maar beter gewoon werken.

‘VEGETARIERS’
Wat me ergerde: het personeel op de haaienboot ving aan de lopende band vis en gooiden die in een plastic ton waar ze hopeloos lagen te spartelen. Niet om aan te horen. Het geluid ben ik nog niet kwijt. Toen ik vroeg waarom ze de vis niet snel aan hun einde hielpen was het antwoord: ‘Fischermen don’t care.’ Zo gaat ’t op de hele wereld. Vis schijnt geen levend wezen te zijn maar een product’. Rechtenloos. Mijn stelling: als vis kon schreeuwen at niemand meer vis. ‘Vegetariërs’ die wel vis eten, jullie bedoelen het goed maar je begint aan de verkeerde kant. Je moet net de vis als eerste laten staan. Wat een misdaden.

We hadden in False Bay moeten zijn waar de surfer was aangevallen. Daar zaten alle haaien, om verschillende redenen. Er dreef een dode walvis, en er was een Amerikaanse filmer die massaal voer overboord scheen te hebben gegooid. Bovendien hadden wetenschappers voor hun onderzoeken bij Dyer Island veel haaien gevangen en ‘getagd’. Door de stress die dat opleverde waren ze vertrokken naar False Bay.

Plaats een reactie